Boekenpaviljoen
“Ik heb nog wat voor je,” zei de vrouw waarmee ik zo'n acht maanden geleden kennis maakte. Met haar zwartgeverfde grijze haar strak naar achter gekamd en haar dunne lippen felrood gestift, schat ik haar begin zeventig maar omdat je vrouwen niet naar hun leeftijd vraagt, weet ik het niet precies. Wat ik wél weet, is dat ze in haar kleine antiquariaatje pal naast het U-Bahn-station Oskar-Helene-Heim iedere doordeweekse dag tussen drie en zeven bezig is boeken uit te zoeken, boeken te ordenen, boeken door te bladeren, de prijs ervan te bepalen, boeken uit de kast te halen, af te stoffen en ze weer in de kast of voor een van de vele etalageruiten van het glazen stervormige paviljoentje terug te plaatsen.
Na die eerste keer dat ik op een oktobermiddag haar boekenpaviljoen binnenstapte, we aan de praat raakten en ik mezelf voorstelde, groet ze me bij ieder weerzien steevast met de woorden “Ah, du bist es; der Fahrradführer!” waarna ze me begint te helpen zoeken naar boeken die wat voor mij zouden kunnen zijn.
“Ik heb nog wat voor je.” Nadat ze het zei, bracht ze meteen een vinger naar haar lippen. “Wacht, ik ben vergeten wát ook alweer. Zoek jij maar verder, ik kom er wel op.” Ik zocht (natuurlijk) verder, haalde boeken uit de kast en achter de etalageruit vandaan, bladerde ze door, zette de meesten weer terug maar nam er ook twee mee naar het labyrint van stapels waartussen de vrouw nog steeds aan het zoeken was. Het duurde niet lang tot haar hoofd boven de boeken tevoorschijn kwam en ze me de dikke pil van de foto overhandigde.
“Het is alweer een tijdje geleden dat ik 'm binnenkreeg, maar ik herinner me dat ik aan je moest denken en hem meteen achter heb gelegd. Had je 'm nog niet?” Ik zei dat deze gebonden versie met harde kaft zijn weg naar mijn bibliotheek nog niet gevonden had en ze me hier dus héél gelukkig mee maakte. “Das freut mich sehr,” zei ze tevreden.
Terwijl ik het zware boek doorbladerde, liet ik me ontvallen dat ik morgen toevallig een Bowie-wandeling door de stad zou leiden. Haar roodgestifte lippen maakten een grijns. “Nou, dan heb je vannacht nog wat te doen.”